Inspiratie

Zien
gezien worden
de moeite waard zijn:
wie wil dat niet?

Dingen
hun zin
hun kleur
hun troost
hun taal verstaan

Mensen
hun geheim
achter de woorden
luisteren
naar de snaren
van hun ziel

Mijzelf
mijn naam en gezicht
mijn hartenklop
het ritme van mijn leven
mijn adem en geboortegrond

Die ander
zonder wie
ik niet leven kan
opengaan
voor het geschenk
samen te bestaan

Zien
een gezicht krijgen
uitzicht ontvangen
wie wil dat niet?

Want als blinden elkaar leiden
vallen ze samen in de kuil
van het niets
van de dood.

(Henk Jongerius)

 

Waar ga je heen nu het uur is gekomen
dat ik je alleen laat. Wat kan ik je zeggen.
Ik kan je leven uit het mijne leggen
maar in mijn lijf laat je je lezen als
patroon, ik ben een maat van je genomen;
de dag dat ik je niets meer vragen zal
komt zolang ik vorm heb niet dichterbij.
Wees helder, open mijn verstand. Troost mij.

(Voorlaatste gedicht Eva Gerlachs cyclus ‘De uren’)

‘De poëzie kan geen verlies ongedaan maken, maar zij bestrijdt wel de ruimte die scheidt. En dat doet ze door de continue arbeid waarmee ze weer samenvoegt wat uiteengevallen is.’
(John Berger)

In Memoriam

Meen niet dat zij gestorven is –
Over de velden rijst haar schim
Ten voeten uit tegen de kim,
Ontheven aan de duisternis.
Zie hoe zij aan de einder brandt,
Een ranke, smetteloze vlam
Die lichtend aan de as ontkwam,
Gelouterd en onaangerand.
Lieflijker dan een bloesemblad
Dat geurend aan zijn knop ontviel,
Ademt haar wezen door de ziel
Van hen die zij heeft liefgehad.
En in de diepten van hun hart,
Uit doolhoven van leed ontward,
Weerspiegelt zich haar beeltenis.

Meen niet dat zij gestorven is!

(Hanny Michaelis)

Bij de dood van een kind

Zij kwam een poos en zag met open oog
De wereld aan.
Toen is zij heengegaan,
Wij wisten nooit wat haar het meest bewoog.

Soms is het of een kind
Verdwaald is naar het leven.
Het gaat alsof het zich bezint,
En denkt: waar is mijn vroegere huis gebleven?

Wie weet of ik het straks niet vind.
Soms schijnt het bij zijn komst alreeds volgroeid.
Gelijk een zoete vrucht
Beweegt het schommelend door de voorjaarslucht.

De huid is warm, die een rijp bloed doorvloeit.
Het sterft, zo weinig nog vermoeid
Maar ’t raadsel dat het in zich sloot
Was de nabije dood.

Gevallen in de chaos als een vonk,
Heeft haar gestalte ons kort bekoord.
Een vonk- die weer verslonk.

Nu tasten wij naar verf en woord
En voeden onze herinnering
Met een gedicht of tekening.

(Albert Verwey, De getilde last)

Troost

Je kunt hoog roepen
je kunt laag roepen

de kosmische werveling
vindt plaats in je kleine hoofd
van amper vijftien centimeter

wanneer de panelen
die je zo veilig vond
breken en uiteen zijgen
een voor een onhoudbaar

je kunt hoog kunt laag
maar zult het lege moeten slikken
dat als een houtworm je meubels
vlieren en binten

de engelen de engelen
die ontsnappen daaraan
zijn nooit begonnen
zich te verzinnen

wij kunnen ze wel bedenken
maar ook dat zijn ze niet.

(Herman Coenen)

Kei

Hij was groot
Hij was rots
Van heel hoog
keek hij trots
in het dal

Maar hij brak
en hij viel
en een beek
nam hem mee
naar de zee

Hij werd rond
door het zand
werd een kei
op het strand
bij de zee

(Frank Eerhart)

Luisteren

Als ik je vraag naar mij te luisteren
en jij begint me adviezen te geven,
dan doe je niet wat ik je vraag.

Als ik je vraag naar mij te luisteren
en jij begint me te vertellen
waarom ik iets niet zo moet voelen als ik het voel,
dan neem je mijn gevoelens niet serieus.

Als ik je vraag naar mij te luisteren
en jij denkt dat je iets moet doen om mijn problemen op te lossen
dan laat je mij in de steek,
hoe vreemd dat ook mag lijken.

Misschien is dat de reden waarom voor sommige mensen bidden werkt,
omdat God niets terugzegt en geen adviezen geeft of probeert dingen voor je te regelen.
Hij luistert alleen maar en vertrouwt erop dat je er zelf wel uitkomt.

Dus, alsjeblieft, luister alleen maar naar me
en probeer me te begrijpen.

En als je wilt praten, wacht dan maar even
en ik beloof je dat ik op mijn beurt naar jou zal luisteren.

(Leo Buscaglia)

Afscheid nemen

Afscheid nemen is met zachte vingers
wat voorbij is, dichtdoen
en verpakken in de goede gedachten
ter herinnering,
is stilstaan bij een brok leven
en stilstaan op de pieken
van pijn en vreugd.

Afscheid nemen is met dankbare handen
weemoedig meedragen al wat van waarde is
om niet te vergeten.

Het is moeizaam de draden losmaken
en uit het spinrag
de belevenissen los laten komen
en achterlaten
en niet kunnen vergeten.

Leven is vanaf de geboorte
voortdurend afscheid nemen,
loshaken om voort te gaan
zichzelf te verliezen om zich te vinden,
het risico nemen van de graankorrel
om vruchten voort te brengen.

Afscheid nemen is het moeilijkste in het leven,
men leert het nooit.

(Dietrich Bonhoeffer)

I said: What about my eyes?
God said: Keep them on the road.
I said: What about my passion?
God said: Keep it burning.
I said: What about my heart?
God said: Tell me what you hold inside it?
I said: Pain and sorrow.
He said: Stay with it. The wound is the place
where the Light enters you.

(Rumi)

Een menigte

Verbaasd merkte de moeder
dat zij een menigte werd.

Binnen enkele dagen was het
gebeurd, bleek zij uiteengevallen
in een waaier van vrouwen.

De weerloos-blije liep daar
van haar geheugen te genieten;

de verslagene, die snel op weg
wilde naar welke dood dan ook;

de trieste die er niets van begreep,
die alleen zachte vlinderveugels

tegen de wangen van het kind
zag slaan, onophoudelijk. Rond

het groepje stormde de furie,
pamfletten en woedende brieven

In de handen. Achteraan ging
de wanhoopsmoeder die al maanden
de kapper niet had gezien.

Hoe hen te hoeden, te zorgen dat elk
de voeten in dezelfde richting sleept?

Ons is iets overkomen, kan ze zeggen
wij zijn de menigte die moeder heet.

En zij die in de verte aan het water
Staat, en wenkt, is een van ons.

(Anna Enquist, De tussentijd, gedichten)

Moed houden

Moed houden, eenvoudig voortgaan,
als je kunt.
En als je niet kunt, niet meer kunt,
wachten,
of uitrusten bij een vriend,
als die er is.
En, als die er niet is,
tóch wachten, – dan maar alleen – wachten tot het weer gaat:
straks.
Eenvoudig voortgaan, de weg nemen
zoals die komt
met z’n vóór en z’n tegen,
je oog helder als een lamp
die je lijf verlicht.
Doen wat ter hand is.
Antwoorden geven als die er zijn.
En intussen voelen
de tik van je stok,
niet teveel omzien – een enkele keer soms,
want de weg gaat dwars door je hart – niet teveel omzien,
en niet teveel ook vooruit.
Eenvoudig voortgaan en weten:
deze weg is niet alles,
en is niet van deze wereld alleen.
De wolken zien die aandrijven
uit eeuwige verten – wie trok er hun grens? – en je hart voelen inkloppen
op de eeuwige heuvels – wie heeft ze gegrond? – en van de dingen
de stille kant zien…
waar ze grenzen aan
het Eeuwige …

(Herman Andriessen)

Omdat de onvolkomenheid
groeit rondom ons hart
als de stekels van een distel
om de kwetsbare kern.
Omdat ons innerlijk licht verduisterd
wordt door onmacht en kwetsuren
die haar overschaduwen
als een dicht wolkendek de zon.
Daarom kon ons lichaam niet
in dienst staan van het diepste innerlijk,
daarom zijn woorden niet gezegd,
de gebaren niet gemaakt.

O Heer in de hemel, of wie dan ook
waar dan ook in staat en bereid
om ons te vergeven,
vergeef ons onze onvolmaaktheid.
Vergeef ons dat we recht voelden
maar krom spraken.
Vergeef ons
dat we wit dachten, maar grijs handelden.
Vergeef ons dat we geen uitdrukking
konden geven aan onze diepste gevoelens,
zodat als een kostbaar geheim verborgen
bleef in ons innerlijk:
een schat aan vreugde,
een overweldigende bron van liefde.

(Riekje Boswijk-Hummel)

Wek mijn zachtheid weer,

Geef me terug
de ogen van een kind

Dat ik zie wat is
En me toevertrouw
En het licht niet haat.

(Huub Oosterhuis)

Verhaal van hoop

Van de kou warmte maken
Het donker duister
licht laten geven

En proberen te geloven
Dat alle klagen
In een lied zal eindigen,
Dat al wat we meemaken
Een verhaal van hoop kan zijn.

(M.Vasalis)

Kleine akte van geloof

Hopend op meer dan dit:
hopende op geluk
de lachwekkend ontroerende bloesem
die geen vrucht draagt

iedere ochtend een kans
iedere avond een aanloop
naar later misschien

en elke dag opnieuw
verwachten wat niet bestaat

dit weten tot in de polsslag
dit weten met elke vezel

en toch?

en toch

(Ellen Warmond)

Uitweg

‘Mijn lichaam is te gevoelig, te alert om dit lijden te ontkennen en het uit mijn leven te weren.
Zeker, ik heb gewenst dat ik niets meer zou zien en horen.
Ik heb gewenst dat ik voorgoed zou mogen slapen, bewusteloos zijn, niets meer hoeven voelen.
Maar uiteindelijk schrikt dit verlangen naar onverschilligheid mij toch nóg meer af dan het verlies dat ik geleden heb.
Ik wil leven.
Is er een uitweg?
Ik ken geen andere dan deze: dat ik mijn verlies, dit afschuwelijke lijden, leer ontvangen./

(Vrij naar een fragment uit Liefde verlies groei, troost en zin vinden in moeilijke tijden) van Jean Monbourquette.

Brug van liefde

Liefde gaat er altijd van uit
dat het woord een oor vindt,
ook als er geen antwoord meer is.
Zij gaat ervan uit
dat de hand een hand voelt,
ook als dat nergens uit blijkt.
Spoedig zullen wij alleen sterven
elke gedachtenis
zal dan van de aarde verdwenen zijn,
en wij zelf zullen een kort ogenblik
worden geliefd en daarna vergeten.
Maar de liefde zal genoeg geweest zijn!
Er is een land van de levenden
en een land van de doden,
en de brug tussen hen is de liefde –
het enig blijvende, de enige zin.

(J. Zink)

Hooglied 8:6-7

Draag mij als een zegel op je hart,
als een zegel op je arm.
Sterk als de dood is de liefde,
beklemmend als het dodenrijk de hartstocht.
De liefde is een vlammend vuur,
een laaiende vlam.
Zeeën kunnen haar niet doven,
rivieren spoelen haar niet weg.

Sitting on the fence

Come sit down beside me
I said to myself
And although it doesn’t make sense
I held my own hand
As a small sign of trust
And together I sat on the fence.

(Michael Leunig)

Een zuil van basalt

Niet
Het gat dat men groef en weer gladstreek bedek ik
met bloemen en groen, maar het niet te dempen
gat dat je naliet. Wat ik koester is

niet de zuil van basalt en het zwarte
graniet van je naamhiëroglief, maar
hun fundament dat jij bent.

Je sprong over stenen, vulde je longen, prees
zweefvlieg en vlinder, uitbundige
bloei van de oleander. Nu

in je langste wieg neergelegd, zing je
in alle tongen van stilte:
alles gezegd.

(Hester Knibbe, Oogsteen)

Niet hem bewenen we op dit moment,
de melodie van het oude leven bewenen we,
het wonderbaarlijk simpele, de lichtheid,
het gezicht dat vrij was nog van rimpels.

(David Grossman, Uit de tijd vallen)

Handomdraai

Nog altijd zou ik je willen beschermen
tegen de poes die voor je ogen wordt overreden
de jonge leeuw op het filmpje die onwetend
het buffelkalfje martelt, het gruwelijks dat mensen
mensen aandoen, de rampen die onafwendbaar
de vensterbanken van je flat bestijgen, tegen de mist
die om je leven heen hangt.

Alles wegvegen in een handomdraai
Het licht aandoen, zo we zijn weer thuis
de cv hoger, en wat gaan we
voor spelletje doen onder de lamp

Het zal weinig helpen
Mijn goede bedoelingen niet
Niet de invloed die ik zou willen aanwenden
voor doeltreffende acties, alles gaat door
ook jouw donker

Of zou mijn knikkend luisteren
de knoop in mijn maag
al genoeg zijn geweest?

(Herman Coenen)

‘Harde’ troost

Als je van iemand houdt en hij ontvalt je, kan niets de leegte van zijn afwezigheid vullen. Je moet dat ook niet proberen. Je moet eenvoudig aanvaarden en volharden. Dat klinkt hard, maar het is een grote troost. Het is fout om te zeggen ‘God vult de leegte’. Hij vult haar helemaal niet. Intgendeel, hij houdt de leegte leeg en helpt ons zo die vroegere relatie te bewaren, zij het ook met pijn. Dankbaarheid verandert de pijn door herinneringen in stille vreugde. De mooie dingen van vroeger zijn geen doorn in het vlees, maar een kostbaar geschenk dat je meedraagt. Een kostbaar geschenk bekijk je niet aldoor, maar alleen op bijzondere ogenblikken. Dan wordt het verleden een blijvende bron van vreugde en kracht.

(Dietrich Bonhoeffer)

Steen

Verdriet kit al mijn krachten samen,
Zodat ik roerloos word als steen,
Mijn hele wezen wordt materie
Een ondoordringbaar star mysterie,
O sla de rots, opdat ik ween.

(Vasalis, Vergezichten en gezichten)